Historie

De molen van Rakhorst draait weer

De Molen van Rakhorst of Molen de Hoop – een korte geschiedenis

De molen van Rakhorst is één van de zes watermolens die tussen 1610 en 1690 werden gebouwd in buurtschap De Horsthoek, het gebied dat ligt op de grens tussen de gemeentes Heerde in het noorden en Epe in het zuiden. Nu zo’n beetje het gebied rond afslag 28 vanaf de A50.
In de Horshoek bestonden voor 1600 zover bekend nog geen beken. Maar de stormachtige ontwikkeling van de papierindustrie op de Veluwe maakte dat hier drie geheel nieuwe sprengenbeken werden aangelegd, ieder met twee molens, op vrij korte afstand boven elkaar.
De Veluwe was zo geschikt voor papiermolens (er waren er meer dan 150!) omdat er zowel waterkracht mogelijk was en omdat het schone beekwater gebruikt kon worden bij het papiermaken.

De drie beken, vaak aangeduid als de Noordelijke, Middelste en Zuidelijke Horsthoeker beken, liggen ook nog eens dicht naast elkaar. De drie onderste molens, waarvan onze molens de meest noordelijke is, lagen op slechts enkele 100-den m van elkaar.
Gezien de grote vraag naar papier werden alle zes de molens na hun bouw dan ook ingericht om papier te produceren.

De initiatiefnemers waren lokale ondernemers, die van de Staten van Gelderland (nu: de Provincie) het recht kregen om in de “gemene gronden” (de heidevelden in gemeenschappelijk bezit) sprengen aan te leggen. Al vanaf 1770 komen we bij de eigenaren de naam Rakhorst tegen, een familie die tot een stuk in de 21e eeuw als eigenaar aan onze molen verbonden blijft, dus ongeveer tweeëneenhalf eeuw. Een tijdlang bezaten ze twee molens in dit gebied.

Met de papierfabricage ging een paar eeuwen heel goed, maar halverwege de 19e eeuw kwam er de klad in. Er kwamen modernere productiemethoden en later ook stoommachines, die de oude waterraderen vervingen en ook meer kracht hadden. Drie molens stopten al rond 1850 met papier: onze molen werd in 1840 omgebouwd tot korenmolen en de bovenste molen op de middelste beek werd in 1844 en de onderste molen in 1860 omgebouwd tot wasserij. In 1885 volgde de bovenste molen boven die van Rakhorst en in 1897 de laatste molen: de bovenste molen op de zuidelijke beek.

Waarom zoveel wasserijen op zó’n klein gebiedje? De vervanging van papiermolens door wasserijen speelde in deze tijd overal op de Veluwe. Het had te maken met het schone beekwater, dat ook voor het wassen gebruikt kon worden en ook de waterkracht, maar zeker ook met ontwikkelingen in de Nederlandse maatschappij. In de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkelde zich een middenstand, tussen de rijke bovenlaag en de “gewone” mensen, die geld had om het leven makkelijker te maken. Eén van de tijdrovende werkzaamheden in ieder huishouden was vroeger de was: dágen waren de vrouwelijke huisgenoten er samen met huishoudelijk personeel daarmee bezig! Dus als je dat kon uitbesteden maakte dat het huishouden makkelijker.

Daar kwam bij dat de infrastructuur snel verbeterde: wegen werden geleidelijk verhard en vooral de komst van de spoorwegen maakte dat transport, van mensen én goederen, over langere afstanden snel makkelijker en goedkoper werd. Er ontstond zodoende, zeker op de Veluwe, een echte wasindustrie: gegoede burgers , uit de omgeving, maar tot aan de grote steden in de Randstad toe, zamelden hun vuile was op in rieten manden die per spoor en bodediensten om de week of twee weken naar de wasserij werden gestuurd en schoon en gestreken weer terugkwam. Veel wasserijen hielden het heel lang vol. Maar in de jaren ’60 en ’70 van de 20e eeuw voltrok zich ook in deze bedrijfstak een grote consolidatie: veel kleine familiebedrijven werden overgenomen of stopten. Het verbod om het vuile waswater op de beek te lozen versnelde dit proces. Tegenwoordig is de wasindustrie geconcentreerd in enkele grote, vaak internationale concerns, die zich bovendien richten op horeca, ziekenhuizen, e.d., want particulieren kennen inmiddels het gemak van een wasmachine!

Aan onze drie beken is desondanks nog één kleine wasserij actief: de “Eper Stoom- en wasserij” van familie Bagerman. De naam Bagerman was trouwens verbonden met een heel aantal wasserijen in deze buurt.

Maar de familie Rakhorst was er dus al vroeg bij, in 1840, om hun molen om te bouwen tot korenmolen. Nog steeds voert de Noordelijke Horsthoeker Beek , waar de molen dus aan ligt, relatief veel water en dat zal in het verleden dus zeker ook zo zijn geweest. Veel water en bovendien een voor de Veluwe groot verval van meer dan 3 m betekent ook dat hier relatief veel energie beschikbaar was en is. Dar komt de grote wijer bij: de nog steeds fraaie stuwvijver boven de molen, waarin ’s nachts water kon worden opgespaard. Overdag was daardoor veel meer water beschikbaar. Een korenmolen vraagt veel meer energie dan een papiermolen.
Ombouw tot korenmolen gebeurde aanvankelijk binnen het oude gebouw van de papiermolen. Een aquarel uit xxx toont een papiermolengebouw met een hoog dak en droogluiken. Deze molen zal de gebruikelijke inrichting van Veluwse korenmolens hebben gehad, zoals we die nu nog vinden bij de Ruitersmolen in Beekbergen en de Witte Molen op Sonsbeek. Het waterrad drijft daarin een verticale spil aan, de koningsspil, met daaraan boven een groot spoorwiel, die op zijn beurt weer waarschijnlijk twee koppels maalstenen aandrijft, gelegen op een maalstoel, een halve verdieping, alles van gemaakt uit hout.

Maar dat veranderde in 1927. De familie Rakhorst ging met de tijd mee. Het oude bedrijf werd gesloopt en herbouwd en er kwam ook een moderne woning bij.

Er kwam een “modern”, geheel bakstenen molengebouw met drie verdiepingen voor in de plaats. Ook de techniek werd gemoderniseerd. De goot van het waterrad werd in beton uitgevoerd en het drijfwerk van de molen werd voor een groot deel samengesteld uit smeed- en gietijzer. Ook de aandrijving van de stenen werd modern: een lange drijfas drijft de stenen van onderen aan, zoals gebruikelijk in watermolens in die tijd. Bovendien komen er nu direct ook allerlei hulpmachines bij: elevatoren en transportschroeven, om graan en meel omhoog te brengen en horizontaal te verplaatsen, en mengketel, alles gericht op meer productie met minder inzet van menskracht, en ook nog een electromotor, om bij gebrek aan water toch te kunnen malen. Een dergelijke moderne inrichting is heel bijzonder voor de Veluwe, we kennen iets vergelijkbaars, maar minder vergaand alleen in Zuuk, bij de Kopermolen. Dat maakt de molen van Rakhorst eigenlijk uniek voor Gelderland. We moeten naar Zuid Limburg om molens met een vergelijkbare, moderne inrichting te vinden.

De moderne inrichting wijst ook op wat anders: geheel ingericht om veevoer te produceren. Dat was toen nog vooral rogge en gerst, geschikt als voer voor koeien en varkens. Traditioneel hadden korenmolens vaak twee functies: malen van veevoer, maar ook van meel en bloem voor bakkers. Maar het malen voor de bakker stopte in Nederland al snel na het begin van de 20e eeuw, door de aanvoer van goedkoop en kwalitatief beter meel uit Amerika en elders uit Europa.
Later, na WO II, werden bij de molen aanvullende loodsen en opslagruimtes gebouwd, toen de focus van het bedrijf steeds meer verschoof van malen van graan van de boeren uit de buurt naar veevoerhandel.

Op deze manier is het bedrijf door de familie Rakhorst tot in de jaren ’70 van de 20e eeuw voortgezet, totdat ook hier schaalvergroting de oude bedrijfsvorm onmogelijk maakte.

Heden ten dage zijn in de molen nog veel elementen uit de inrichting van 1927 aanwezig. Ook het relatief moderne gebouw en de woning naast de molen in dezelfde stijl, samen met de verscholen ligging met de fraaie wijer maakt molen de Hoop, of de molen van Rakhorst, een bijzonder element uit de bedrijfsgeschiedenis van de Horsthoek, maar ook van de Veluwe!

VAN 2022 TOT HEDEN

De Hoop wordt Rakhorst
In 2022 wordt de molen overgenomen door PromoPodium met twee creatievelingen Jur Elders en Erik van Wilsum aan het roer. Ze pasten de naam De Hoop aan en vernoemden het naar de oude molenaars-familie Rakhorst.

Er zijn plannen om een nieuw werkend waterrad te plaatsen. Verder willen ze heel graag van het domein waarop de Watermolen van Rakhorst en twee grote boerenschuren staan weer een levendig en cultureel centrum maken. De historie van de watermolen blijft voorop staan en ze streven ernaar om zoveel mogelijk mensen kennis te laten maken met deze onbekende parel van Heerde en wijde omgeving. De eerste stappen zijn gezet en het hoofdgebouw is opengesteld voor meetings, trainingen, exposities, workshops en andere activiteiten. De molen van Rakhorst draait weer.